Tirannie ontcijferen: wat Hitlers DNA ons feitelijk vertelt

14

Het streven naar sensatiezucht heeft geleid tot een bizar schouwspel: de analyse van het DNA van Adolf Hitler voor een televisiedocumentaire. Hoewel het gebaar wellicht de krantenkoppen haalt, is de wetenschappelijke waarde twijfelachtig en zijn de implicaties verontrustend. Dit gaat niet over baanbrekende ontdekkingen; het gaat over het exploiteren van de geschiedenis voor entertainment.

De wetenschap achter het spektakel

Channel 4’s “Hitler’s DNA: Blueprint of a Dictator” verkreeg een monster van een met bloed doordrenkt bankfragment waar Hitler in 1945 stierf. Hoewel het Y-chromosoom echt lijkt, introduceert de leeftijd van het monster gaten in het genoom. De documentaire beweert dat dit bewijsmateriaal ‘de manier waarop we over Hitler denken zal veranderen’, maar dat is overdreven.

Het kernprobleem is de implicatie van genetisch determinisme – het idee dat Hitler vanwege zijn genen voorbestemd was voor het kwaad. De documentaire zegt dit niet expliciet, maar de titel alleen al suggereert dit. Dit lijkt op het argument dat klonen van Hitler onvermijdelijk zijn wreedheden zouden herhalen. Uit tweelingstudies, waarin identieke tweelingen (die hetzelfde DNA delen) met elkaar worden vergeleken, blijkt echter dat de erfelijkheid van criminaliteit minder dan 50% bedraagt. De meeste klonen zouden niet noodzakelijkerwijs monsters worden.

De grenzen van genetische voorspelling

Ons begrip van het menselijk genoom is nog rudimentair. We hebben moeite om eenvoudige eigenschappen zoals oogkleur nauwkeurig te voorspellen, laat staan ​​complex gedrag. Genetische analyse kan varianten identificeren die verband houden met aandoeningen zoals autisme, maar polygene scores (risicobeoordelingen) zijn onbetrouwbaar. Een hoge score garandeert geen diagnose vanwege omgevingsfactoren, valse associaties en onvolledige genomische kennis.

De documentaire beweert dat Hitlers genoom hoog scoort op autisme, schizofrenie, bipolaire stoornis en ADHD. Maar het diagnosticeren van historische figuren op basis van genetische gegevens is zinloos. Deze omstandigheden verklaren zijn daden niet. Zoals Simon Baron-Cohen opmerkt, is Hitlers gewelddadige opvoeding veel relevanter.

De mythe van genetisch kwaad

Door Hitlers tirannie toe te schrijven aan de genetica wordt voorbijgegaan aan een cruciaal punt: dictators opereren niet in een vacuüm. Miljoenen stemden op hem, politici maakten zijn opkomst mogelijk en ambtenaren voerden zijn beleid uit. De echte vraag is niet waarom hij slecht was, maar waarom we hem de macht lieten grijpen.

De bewering van de documentaire dat Hitler mogelijk het Kallmann-syndroom had (dat de seksuele ontwikkeling beïnvloedt) is niet relevant. Historische gegevens bevestigen zijn niet-ingedaalde zaadbal al. Genetica voegt niets nieuws toe.

De gevaarlijke implicaties

Het analyseren van Hitlers DNA versterkt het gevaarlijke idee dat hij op unieke wijze slecht was en als enige verantwoordelijk was voor de Holocaust. Dit gaat voorbij aan de systemische mislukkingen die hem in staat stelden aan de macht te komen. Dictators zijn niet zeldzaam, en geen enkele slaagt zonder brede steun.

Het toeschrijven van kwaad aan genetica riskeert het stigmatiseren van psychische aandoeningen zoals autisme en schizofrenie. De documentaire biedt geen nieuwe inzichten, maar herverpakt alleen wat we al weten over Hitler.

Kortom, de analyse van Hitlers DNA is een sensationele stunt die niets toevoegt aan ons begrip van de geschiedenis of de genetica. Het versterkt gevaarlijke mythen over het kwaad, leidt de aandacht af van systemische mislukkingen en riskeert geestelijke gezondheidsproblemen te stigmatiseren. Het nastreven van amusement mag niet ten koste gaan van de historische nauwkeurigheid of wetenschappelijke integriteit