De Britse regering heeft haar langverwachte plan onthuld om dierproeven in onderzoek en ontwikkeling geleidelijk te verminderen. Deze stap vloeit voort uit een belofte die de Labour-partij tijdens haar verkiezingscampagne heeft gedaan, waarin zij beloofde samen te werken met verschillende belanghebbenden om waar mogelijk dierproeven geleidelijk af te schaffen. Minister van Wetenschap Lord Vallance benadrukte dat hoewel de volledige uitroeiing van het gebruik van dieren nog ver weg lijkt, er binnen een redelijk tijdsbestek aanzienlijke vooruitgang in de richting van een ‘bijna nul’ afhankelijkheid haalbaar is.
De strategie van de regering richt zich op twee belangrijke gebieden: onmiddellijke vervangingen en de versnelde ontwikkeling van geavanceerde alternatieven.
Tegen eind 2025 zullen verschillende tests die momenteel op dieren worden uitgevoerd, met name veiligheidsbeoordelingen waarbij konijnen betrokken zijn (pyrogeentest) en controles op ziektekiemen in farmaceutische producten, overgaan op innovatieve methoden waarbij gebruik wordt gemaakt van menselijke cellen die in laboratoriumomgevingen zijn gekweekt. Deze verbeteringen zijn al beschikbaar, maar vereisen aanpassingen van de regelgeving om een brede acceptatie ervan te garanderen. De regering wil ook de financiering versterken voor onderzoek naar alternatieve technieken zoals de ‘organ-on-a-chip’-technologie, ontwikkeld aan het Centre for Predictive in vitro Models (CPM) van de Queen Mary University of London.
Deze baanbrekende aanpak omvat het creëren van miniatuur, functionerende menselijke organen op microchips door kleine weefselmonsters van verschillende organen met elkaar te verbinden met elektronische sensoren. Door orgaaninteracties en reacties op stimuli na te bootsen, zijn deze ‘orgaan-op-een-chip’-apparaten veelbelovend voor nauwkeurigere en betrouwbaardere medicijntests in vergelijking met traditionele diermodellen. Een ander gebied dat veel aandacht krijgt, is kunstmatige intelligentie (AI), dat een grotere rol zal spelen bij het verfijnen van voorspellende modellen en het stroomlijnen van de ontwikkeling van proefdiervrije testmethoden.
De regering is van plan een speciaal “Centrum voor de Validatie van Alternatieve Methoden” op te richten, dat belast wordt met het rigoureus evalueren van bestaande alternatieven en het versnellen van hun acceptatie als betrouwbare vervangers voor dierproeven. Dit initiatief wil de zorgen over de betrouwbaarheid en robuustheid van sommige opkomende technologieën wegnemen en uiteindelijk de weg vrijmaken voor een bredere implementatie ervan. Om deze transitie te vergemakkelijken, belooft de regering een niet nader gespecificeerde financiële impuls, waaronder £30 miljoen bestemd voor een gespecialiseerd onderzoekscentrum en aanvullende subsidies ter ondersteuning van geavanceerde methoden en trainingsprogramma’s.
De RSPCA heeft het plan verwelkomd als een positieve stap voorwaarts, maar benadrukt het belang van een effectieve uitvoering. Niet alle wetenschappers staan echter volledig achter dit voorstel. Sommige experts, zoals professor Robin Lovell-Badge, uiten hun bedenkingen bij het voortijdig afstappen van diermodellen, vooral op complexe terreinen als hersenonderzoek, waar de huidige niet-dierlijke alternatieven tekortschieten. Zij stellen dat het forceren van een snelle transitie zonder de wetenschappelijke geldigheid van vervangingen te garanderen de vooruitgang in het begrijpen en behandelen van ziekten zou kunnen belemmeren.
Deze ingewikkelde evenwichtsoefening tussen ethische overwegingen, technologische vooruitgang en wetenschappelijke nauwkeurigheid zal het toekomstige landschap van onderzoek en ontwikkeling vorm blijven geven. Of dit overheidsinitiatief met succes de weg vrijmaakt voor een aanzienlijk verminderde afhankelijkheid van dierproeven valt nog te bezien.











































